Vetten

Vetten 

Vet heeft een aantal functies, vet is bijvoorbeeld een bouwstof, elke lichaamscel heeft vet nodig. Maar vet kan ook opgeslagen worden als een soort energieopslag. Als ons lichaam teveel energie oftewel voeding binnen krijgt, gaat ons lichaam het opslaan in vet. Dit vet wordt dan pas weer gebruikt in perioden van voedselschaarste of bijvoorbeeld vasten. 

Vetten zitten bijvoorbeeld in oliën, sauzen, vlees, melk, kaas, koek en in hartige snacks. Vet vind je in bijna elke maaltijd. Neem bijvoorbeeld de broodmaaltijd, een boterham besmeerd met boter en belegd met kaas of vleeswaren levert eiwitten en koolhydraten maar ook een aanzienlijke hoeveelheid vet. Luxebroodjes bevatten meer vet dan de reguliere boterhammen. 

Er zijn twee verschillende soorten vet. Verzadigd- en onverzadigd vet. Verzadigd vet is het ‘verkeerde’ vet en neemt een hoger risico op welvaartsziekten als hart- en vaatziekten met zich mee. De verzadigde vetten zijn te herkennen omdat het vet op kamertemperatuur meestal hard is. Denk aan roomboter, margarine, chocolade en andere snacks, (vet) vlees en 48+ kaas.

Dan is er ook nog transvet, dat komt van nature voor in melk en vlees van herkauwers zoals koeien en schapen. Verder kan het zitten in harde margarines, frituur-, bak- en braadvetten en in gebak, koek en snacks. 

Transvet is nog slechter voor de gezondheid dan verzadigd vet. Het verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. 

Door zoveel mogelijk te kiezen voor vloeibaar of zacht vet en niet te veel koek, gebak en snacks te eten, beperk je de inname van transvet. 

Onverzadigde vetten zijn ‘oké’, de goede vetten. Deze zorgen juist voor een verlaagde kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetten zitten vooral in vis, vloeibare bak- en braadproducten, oliën en noten. Het advies is daarom om wekelijks een stukje (vette) vis te eten.